Bioscoopfilm in kleur


Fotografie » TechTalk » Film » Cinema » Kleur

Ook in de bioscoop is er een vraag naar natuurgetrouwe kleuren zoals bij de fotografie. Er wordt met verschillende procédés geëxperimenteerd, sommige kennen een redelijk succès, anderen zijn een totale flop.

De eisen die gesteld worden wat betreft de kleurweergave bij bioscoopfilm liggen lager dan de eisen voor kleurafdrukken. Bij film is er beweging, aktie en de kleine mankementen van de eerste systemen vallen niet zozeer op.

Het probleem waarmee de techniekers geconfronteerd worden is hetzelfde bij bioscoopfilm als bij fotografie: hoe kunnen we kleur weergeven met een emulsie die kleurenblind is? Het principe dat later universeel gebruikt zal worden voor kleurenfilm is zeer complex (aktivatie kan kleurstoffen op de plaatsen waar de emulsie belicht is geweest), en voor dat deze miraculeuze kleurstoffen ontdekt werden moet men minder doeltreffende systemen gebruiken.

In de eerste systemen gebruikt men slechts twee kleuren: orange en cyan. De gekozen kleuren zijn zodanig geoptimaliseerd dat de huidtinten (van de blanke man, uiteraard) correct weergegeven worden. Groene en paarse tinten worden te donker of te helder weergegeven.

Kinemacolor

Het eerste systeem gebruikt een speciale camera die een sluiter heeft met twee kleurfilters: een orange en een cyan filter. Ieder beeld wordt afwisselend belicht via de orange of cyan filter. De kleurinformatie is dus aanwezig in het beeld als een afwisseling van orange en cyan helderheden, maar is niet zichtbaar.

De emulsie wordt ontwikkeld zoals een normale emulsie, wat natuurlijk een groot voordeel is. De projector heeft ook een sluiter met twee kleurfilters.

Er werden ook films ingekleurd (zie voorbeeld rechts), waardoor een gewone projector gebruikt kon worden. De problemen met de synchronisatie van de kleurfilter met de beeldinhoud komt daardoor ook te vervallen.

Het syteem heeft enklele nadelen:

Dit systeem werd vervangen door een wat beter systeem met twee emulsies die samen belicht en ontwikkeld worden, apart gekleurd worden en dan opnieuw samen geprojecteerd worden: dit zijn de verschillende bipack systemen. Daardoor kan men werken aan een normale beeldsnelheid met een standaard projector.

DLP bioscoopprojector

Lijkt dit systeen verouderd? Toch wordt die nog volop gebruikt in de meest moderne bioscoopzalen (digitale projectoren). Om het beeld te vormen gebruikt men een IC met een groot aantal microscopische spiegels. Omdat de spiegels monochroom werken (zoals de filmemulsies van 100 jaren terug) wordt het licht gefilterd door een kleurenwiel. Het omschakelen van kleur gebeurt zeer snel, zodat we een continu beeld zien. Sommige mensen zien echter het beeld als een opeenvolging van gekleurde beelden.


Raster

Men gebruikt hier ook een monochrome emulsie, maar die wordt belicht via een gekleurde rooster ("Réseau") die deel uitmaakt van de pellicule zelf. De emulsie krijgt nu een kleurinformatie via het raster zelf. De emulsie wordt positief ontwikkeld en dankzij het raster verschijnt er opnieuw kleur bij de projectie.

Twee procédés hebben zo'n raster gebruikt: Finlay (cinema) en Dufay (fotografie). In tegenstelling met de volgende systemen met twee kleuren kunnen alle kleuren weergeven worden. De kleuren zijn niet echt gesatureerd omdat er door diffusie van het licht in de emulsie altijd een kleurmenging optreedt.

Het procédé heeft als nadeel dat die veel licht opslorpt: om een groene kleur te tonen moeten de blauwe en rode "pixels" zwart zijn. De projector moet dus driemaal zo sterk zijn om een normale belichting te bekomen. Bij andere procédés zijn de kleuren die niet aktief zijn gewoon doorzichtig.

Het is ook zeer moeilijk om copies te maken: men maakt monochrome copies, want de kleurencopies hebben een zeer slechte resolutie vanwege het raster dat niet overeenkomt tussen de twee emulsies.

Het systeem met kleurfilters (Autochrome en Dufay) die eveneens gebruikt worden voor foto's wordt hier verder besproken.


Gasparcolor

Gasparcolor was één van de beste systemen in zijn tijd. Zowel felle als zachte kleuren waren mogelijk en in tegenstelling tot de andere systemen (Kinemacolor en Bipack) werd er in drie kleuren opgenomen. De gebruikte pigmenten waren zeer stabiel (Kodak zal een gelijkaardig systeem ontwikkelen met zijn Kodachrome).

Bij dit systeem zijn de kleurstoffen reeds zichtbaar in de emulsie, waardoor die weinig lichtgevoelig is. De film kan niet in normale toepassingen gebruikt kon worden, enkel voor het maken van animatiefilms (men had een belichting nodig van 7 sekonden per kleur).

Het systeem kan echter ook gebruikt worden als projectiefilm: men kan indirect werken via drie kleurscheidingen (drie zwart-wit films die belicht worden door een filter, zoals bij het latere Technicolor). De kleurenfilm wordt dan belicht via de separaties, waarbij de lage gevoeligheid van de kleurenfilm geen rol meer speelt. De beeldkwaliteit van de projectiefilm overtrof zelfs die van de Technicolor.

Het systeem werd oorspronkelijk in Duitsland ontwikkeld en de films werden in België gemaakt. Bij de aanvang van de tweede wereldoorlog viel de produktie stil. Ondertussen had Technicolor een werkend systeem en de Majors (de grote filmbedrijven) waren contractueel verplicht Technicolor te gebruiken, waardoor het superieure Gasparcolor de markt niet kon veroveren.

Het zelfde procédé werd later ook gebruikt voor fotografisch papier (voor het maken van kleurafdrukken): Cibachrome en Ilfochrome.


Eastman Kodak

Dan is er integraalfilm op de markt gekomen. Die film bevat de drie gevoelige emulsies zodat er geen aparte ontwikkeling meer nodig is. Dit maakt ook de montage eenvoudiger. Men kan zowel positief of negatief film gebruiken.

Bij fotografie gebruikt men de benaming Kodacolor voor negatieffilm en Ektachrome voor positieffilm, bij bioscoopfilm gebruikt men andere namen zoals DeLuxe Color maar de ontwikkeling is gelijkaardig.

Een nadeel is dat de kleurstoffen minder stabiel zijn. Men is verplicht kleurstoffen te gebruiken die specifieke scheikundige eigenschappen hebben: de kleurstoffen moeten zichtbaar worden op de plaatsen waar het zilver gereduceerd wordt. Het aantal geschikte kleurstoffen is daardoor beperkt.

De ontwikkeling is vergelijkbaar met het procédé dat voor fotografie gebruikt wordt (C-41), maar er is een eerste alkaline bad om de anti-halo laag te verwijderen. Verder loopt de ontwikkeling op eenzelfde manier: zie negatieve filmontwikkeling en positieve filmontwikkeling. Bij bioscoopfilm wordt regelmatig "skip bleach" gebruikt.


Kodachrome

Kodachrome is vooral bekend vanwege zijn dia's, maar Kodak heeft die naam ook gebruikt voor bioscoopfilmprodukten. Het eerste Kodachrome procédé is gebaseerd op het bipack principe. Er zijn weinig films gemaakt volgens dit systeem.

Het Kodachrome systeem gebruikt integraalfilm met meerdere lagen. De kleurstoffen worden aangebracht tijdens de behandeling, wat als voordeel heeft dat de kleuren scherper gedefinieerd zijn. De gebruikte kleurstoffen zijn ook meer stabiel dan bij Ektachrome (Eastman Kodak procédé).

Kodachrome bestaat in normale uitvoering met een hoog contrast en Kodachrome Commercial met een lager contrast om copies te maken.

Kodachrome gebruikt een complex systeem voor de ontwikkeling en het resultaat is niet altijd optimaal. De meeste films gebruiken het Eastman systeem.

Bipack

De verschillende bipack systemen komen hier in detail aan bod.

Technicolor

Het kleursysteem Technicolor dat zijn gelijke niet kent bij de fotografie wordt op een aparte pagina besproken.
Het Technicolor I systeem was eerst een klassiek bipack systeem met matige eigenschappen, om te evolueren naar een systeem waarbij de kleurstoffen op de projectiefilm gedrukt worden (dye inbibition).
Ook de televisiecamera's en camcorders
werken uiteindelijk met kleur.
Lijst van alle kleursystemen
(bioscoop en fotografie)


Voorbeeld Kinemacolor


Raster Dufaycolor

Gasparcolor

Het Technicolor I en II waren bipack systemen

Paginas die volgens Google je zouden kunnen interesseren

-