De nadelen van een digitale sensor in het kort:
Een extra minpunt van digitale sensoren is dat de ruis (dark current noise) afhankelijk is van de sluitertijd, waardoor sluitertijden van meer dan 30 seconden niet realiseerbaar zijn zonder speciale maatregelen. De dark current noise wordt veroorzaakt door kleine lekstromen in de pixels (ieder pixel produceert een heel kleine lekstroom, maar bij lange sluitertijden worden deze kleine lekstromen beeldbepalend.
Digitale sensoren die in principe een hogere ISO-waarde bezitten dan film zijn dus minder geschikt voor astronomie en alle fenomenen waarbij zeer lange sluitertijden nodig zijn. In de astronomie gebruikt men sensoren die met vloeibaar stikstof gekoeld worden om de ruis te beperken.
Bij film kon je (indien je de ontwikkeling zelf deed) het Sabatier-effekt gebruiken om speciale effekten te bekomen (tijdens de ontwikkeling de negatief kortstondig belichten om een speciaal reversal effekt te bekomen). Zelfs duo-tone kon je met zwart/wit film bereiken door verschillende ontwikkelbaden te gebruiken vòòr en na de tweede belichting. Het Sabatier-effekt mag je niet verwarren met solarisatie (effekt dat optreed bij extreme overbelichting). Photoshop effekten werden vroeger in de donkere kamer gerealiseerd (vanwaar denkt je dat de benamingen doordrukken, tegenhouden en onscherp masker afkomstig waren?)
Bij film heb je honderden soorten film, met allemaal verschillende lichteigenschappen. Komt daarbij nog de verschillende ontwikkelprodukten die allemaal een ander resultaat produceren. Bij digitaal heb je één enkele sensor, waarvan je enkel de gain kan opvoeren. Een beetje zoals de volumeknop van de versterker, maar het is altijd dezelfde CD die speelt.
Het hoger dynamisch bereik wordt bereikt door de logarithmische gevoeligheidscurve van film (ten overstaan van digitaal, dat een lineair verloop heeft). Het logarithmisch karakter is "natuurlijker", bijvoorbeeld de dB-schaal dat in de audio-branche gebruikt wordt is een logarithmische schaal. Onze ogen hebben ook een logarithmische gevoeligheid: twee lampen van 50W zijn niet dubbel zo helder als één lamp van 50W.
Het logarithmisch verloop ontstaat door de werking van de gevoelige film zelf en is het grootst bij trage (weinig gevoelige) films. Deze trage films geven ook de beste foto's!
De gevoelige laag bestaat uit kleine kristallen. Hoe gevoeliger de film, hoe groter de kristallen (grote kristallen vangen meer licht op, maar geven aanleiding tot de korrel op de foto). De logarithmische curve kan best uitgelegd worden door kwantummechanika, ik zal mij dus beperken tot een zeer summiere samenvatting. Als een zilver-halide molecule (het gevoelig element van de film) getroffen is geweest door een foton (een "druppel licht"), dan wordt het kristal (waarin het zilver zit) minder gevoelig voor de volgende foton (omdat een molecule slechts éénmaal geaktiveerd kan worden). Als 50% van de moleculen geaktiveerd zijn is de gevoeligheid van het kristal tot 50% gereduceerd. Om negatieffilm dubbel te belichten (lineair) heb je viermaal meer licht nodig (kwadratisch).
Bij negatieffilm zijn alle helderheidswaarden natuurgetrouw aanwezig. Bij het inscannen van het negatief kan er gekozen worden de heldere of de donkere delen te benadrukken. Zowel een afdruk op papier of een computerscan van de filmstrook hebben een lager dynamisch bereik dan negatieffilm (men gebruikt het woord gamut om het bereik aan te geven, vooral met betrekking tot de kleurweergave).
Het zachte verloop van negatieffilm is niet van toepassing op diapositief. Door de dubbele ontwikkeling hebben diapositieven een hoger contrast en is de belichting meer kritisch.
Bij digitale fotografie zijn het electronen die uit de halfgeleider weggeslagen worden. Elektronen zijn beweeglijker, zodat de vrijgekomen plaats ingenomen kan worden door een ander elektron, en de halfgeleider opnieuw "gevoelig" is op die plaats. Er is geen logarithmisch effekt. Ik heb wel geleerd te werken met een digitaal toestel (met zijn lineair verloop) en weet uit ervaring hoe ik een geslaagde foto moet nemen.
Een sensor wordt gemakkelijk overstuurd (overflow), terwijl de donkere delen in de digitale ruis verdwijnen. Moderne sensoren hebben een lineair bereik die heelwat groter is dan het bereik van een JPEG afbeelding. Om het signaal in de JPEG te doen passen gebruikt men een niet-lineaire compressie die de donkere beeldelementen comprimeert (daar zit toch vooral ruis in). De heldere beeldelementen worden eveneens gecomprimeerd om de typische oversturingsfouten van de sensoren te onderdrukken.
In de praktijk betekent dit dat je de foto's best in de schaduw neemt als je kort na de middag fotografeert, of je zorgt ervoor dat het gezicht van het model in de schaduw staat (en je gebruikt de flitser om het gezicht extra te belichten). Ook met een lichtreflektor kan je de contrast verminderen.
De anti-aliasing filter is hier heel kort uitgelegd, maar in feite zit er een hele complexe theorie achter dat stukje matglas (Nyquist flank, signaalbandbreedte,... de filterparameters zijn zelfs verschillend naargelang je te maken hebt met een klassieke sensor met Bayer filter of een Foveon sensor).
De blurfilter is zodanig berekend dat er geen moiré kan optreden, rekening houdend met de optische resolutie van de meeste lenzen. Gebruik je echter een lens dat een extreem scherp beeld kan geven (bij reflextoestellen), dan is een moiré zichtbaar. De roosterstruktuur van de luidspreker (installatie opgesteld in de Loewe Gallery in Knokke) interfereert met de matrix van de beeldsensor. Omdat ieder pixel gevoelig is voor één kleur resulteert dit in een kleurpatroon dat op het onderwerp niet aanwezig is.
De gevoelige laag van een film is opgebouwd uit korrels met een onregelmatige struktuur, zodat er geen artefakten optreden. Als de film goed behandeld wordt kan het scherpere beelden leveren dan een digitaal beeld voor zover dat de filmontwikkeling perfekt verlopen is: een paar seconden te lang in een bad en de film verliest duidelijk aan scherpte!
De laatste trend (juli 2009 met de Olympus E-P1) is het gebruik van een minder effektieve blurfilter, en de moiré patronen softwarematig te verwijderen in het fototoestel zelf. Dit resulteert in algemeen scherpere beelden, want de digitale blurfilter treed enkel in werking op de plaatsen waar er effektief moiré optreed.
De meeste SLR-toestellen zijn niet in staat een live histogram te tonen, maar je hebt natuurlijk wel een playback-funktie, waarbij je dan het histogram kan opvragen.
Zie ook deze indexpagina waar alle beeldfouten besproken worden.
Voorbeeld van moié-effekt
Tweede beeld is uitsnede
Blauwfilter in lenseenheid
om infra rood extra te onderdrukken
Live histogram op het LCD scherm
van een Sony DSC-F828
-