De bedoeling van een drukprocédé is het maken van meerdere afdrukken vanaf een drukplaat. Op deze site over fotografie hebben we extra aandacht naar de procédés die fotorealistische afdrukken mogelijk maken.
Afbeeldingen: 1 + 2: Houtgravure 3 + 4: Kopergravure |
Houtsnede is een vorm van hoogdruk waarbij de drukkende delen een positief relief hebben. Bij alle vormen van hoogdruk gebruikt men weinig vloeibare, taaie inkt die niet in de dalen terecht komt. Houtdruk is een vorm van blokdruk, waarbij de pagina bedrukt wordt met één enkele blok die alle te drukken delen bevat (tekst en illustraties). Indien nodig worden er meerdere blokken gebruikt om de pagina te vullen. De houtsnede bleef bestaan samen met de typografie: de houtsnede werd uitsluitend gebruikt voor illustraties, terwijl de tekst gezet werd met losse letters. In plaats van hout kan men ook gegraveerde stenen gebruiken.
Bij het letterzetten (typografie) gebruikt men niet meer een blok, maar individuele letters die gegoten worden. De letters kunnen opnieuw gebruikt worden na het drukken van de tekst. Het blijft echter een arbeidsintensieve handeling en de kranten uit die tijd verschenen slechts om de week, of bestonden uit slechts één bladzijde "nieuws". Daar zal pas verbetering in komen als men een machine zal uitvinden om automatisch letters te gieten en samen te stellen (Linotype, Intertype).
Het is dus niet meer mogelijk in één drukgang zowel tekst als illustraties te produceren. De gravure wordt daarom eerder gezien als een losstaand kunstwerk. Sommige gravures hebben fotorealistische eigenschappen. Kopergravures werden als losse bladen verhandeld of als illustraties opgenomen in boeken.
Een andere techniek, het etsen (eau-forte) is later tot stand gekomen en gebruikt twee methodes: het inkrassen met de "droge naald" van een vernis op een koper of zinkplaat of het tekenen met een etsmiddel op de plaat zelf. Na het inkrassen met de droge naald moet de plaat geëtst worden door een zuur of zoutoplossing. Bij een zoutoplossing worden de tekeningen enkel in de diepte opgelost. Een nadeel van zout is dat de etsoplossing ondoorzichtig is. De etser weet dus niet hoe ver het etsen gevorderd is. Bij het etsen met een zuur worden de lijnen wat rafelig en breder.
Er zijn verschillende methodes om halftinten te bekomen, bijvoorbeeld met aquatint waarbij men harspoeder op de plaat stuift (een vorm van airbrush). De plaat wordt dan verwarmd en de harskorrels smelten. De plaat wordt aangetast op de plaatsen waar geen hars aanwezig is.
Als er grotere oplagen nodig zijn, dan wordt de koperplaat van een laagje nickel voorzien, dit gaat echter ten koste van de detaillering. Door de hoge druk die nodig is om het papier in de schreven te drukken kunnen er slechts een honderdtal afdrukken gemaakt worden van de koperplaat als die niet behandeld is geweest.
Men gebruikte een kalksteen met een zeer fijne struktuur. Er wordt op de steen getekend. De tekening wordt dan gefixeerd met arabische gom. Door de arabische gom wordt de tekst aan de steen gebonden en aan de andere kant worden de niet getekende delen wat ruwer.
Voor het drukken wordt de steen gereinigd en vochtig gemaakt. De delen die het water opnemen zijn de niet getekende delen. Als men de steen inkt, blijft er enkel inkt op de plaatsen die getekend zijn geweest. Regelmatig moet de tekening opgefrist worden.
Men heeft de steen vervangen door zinken of aluminiumplaten die op dezelfde manier behandeld worden. Door het gebruik van een rubberen tussenrol komt de drukplaat niet meer in contact met het papier en kunnen er meer afdrukken gemaakt worden (offsetdruk).
Er wordt een beeld op de aluminiumplaat aangebracht via fotografische weg, bijvoorbeeld via een doorschijnende folie die belicht wordt, maar tegenwoordig wordt deze stap overgeslagen en wordt de aluminiumplaat direct belicht door middel van een laserstraal (computer to plate).
De weg die afgelegd moet worden is lang, en in het begin worden er gewoon foto's in de boeken gevoegd. Met de talbotype wordt er van een nagatief op papier een positief gedrukt (contactdruk). Het procédé zal verder nog gebruikt worden (broomzilverdruk) voor het drukken van prentbriefkaarten (rol van fotogevoelig papier tot 1000m lang). Na het ontwikkelen, fixeren en spoelen van het papier wordt de achterkant bedrukt (meestal hoogdruk). Maar het blijft een chemisch procédé, waarbij iedere briefkaart ontwikkeld moet worden, wat het procédé duur maakt.
Kooldruk en gomdruk zijn eveneens scheikundige procédés, waarbij men de eigenschap gebruikt dat een bichromaatoplossing een gelatinelaag lichtgevoelig kan maken. De gelatine wordt niet oplosbaar indien het sterk belicht wordt. Men gebruikt een gekleurde gelatinelaag die oplost op plaatsen die niet belicht zijn geweest. De gelatinelaag wordt dan op het uiteindelijk papier overgebracht. Zoals bij Talbotype wordt er slechts één afdruk na elkaar gemaakt, wat het een zeer arbeidsintensief procédé maakt, maar hier kan men afdrukken in kleur realiseren.
Bij lichtdruk (collotype, phototype) gebruikt men een gelijkaardig procédé, maar is het mogelijk tot 500 afdrukken te maken. Men legt een gelatinelaag op een plaat. De plaat wordt lichtgevoelig gemaakt door een bichromaatoplossing. Men laat de plaat drogen en wast die dan in koud water, waardoor er reticulatie ontstaat: tijdens het drogen vormt de gelatine een huid. De waterdruppeltjes die verdampen trekken minuscule scheurtjes in de gelatinehuid.
Nu pas wordt het origineel op de fotogevoelige gelatinelaag gecopieerd (contactdruk), waarbij de belichte delen het water niet meer opnemen. Na het belichten wordt de bichromaatoplossing gespoeld. Voor het drukken wordt de plaat bevochtigd met water en glicerine (om het opzwellen van de gelatine te bevorderen), waarbij de niet belichte delen het water min of meer opnemen. Zoals bij lithografie gebruikt men vette inkt die zich enkel afzet op plaatsen waar er geen vochtige gelatine is.
De lichtdruk is dus het fotografisch equivalent van de lithografie. Dankzij de kleine scheurtjes in de gelatinelaag kan men halftonen bekomen zonder dat een raster nodig is. Lichtdruk werd gebruikt daar waar men een nauwkeurige reproductie van het origineel nodig heeft. Met een lichtdrukplaat kunnen er 500 à 2000 afdrukken gemaakt worden.
De heliogravure is een diepdrukprocédé waarbij een lichtgevoelige plaat belicht wordt. De oplosbare delen worden weggespoeld en de plaat wordt door een zuur aangetast, waardoor er een negatief relief ontstaat. Bij heliogravure is het niet mogelijk halftonen te bekomen: men moet het beeld rasteren. In tegenstelling met bijvoorbeeld offset wordt de helderheid niet bepaald door de afmeting van de inktpunten, maar door de diepte van de putjes.
Een oude benaming van een gerasterd beeld is een autotypie.
Men gebruikt dunvloeibare transparante inkt zodat de verschillende inkten zich kunnen vermengen (heliogravure in kleur). Het raster kan zeer fijn uitgevoerd worden en is niet meer zichtbaar op kleurafdrukken, waardoor heliogravure een hoogwaardig proces is. Heliogravure kan gebruikt worden voor zeer grote oplagen.
Met alle procédés kunnen halftoonrasters gemaakt worden, bij hoogdruk en zeefdruk moeten de rasters groter zijn omdat beide procédés geen fijne details mogelijk maken. De fijnste details zijn mogelijk met heliogravure. Meer informatie over halftoonrasters is hier te vinden.
-