Een vergroter wordt gebruikt om vanaf een relatief klein negatief een afdruk te maken. Het beeld van het negatief wordt op gevoelig fotopapier geprojecteerd.
De afmetingen van de afdruk worden bepaald door de afstand tussen lens en gevoelig papier, en natuurlijk ook de grootte van het negatief (de gebruikte lens is geen zoomlens!). Als men de afstand verdubbelt moet men de belichtingstijd verviervoudigen (de belichtingstijden worden uitgedrukt in seconden, meestal van 5 tot 40 seconden). Na de afstand gewijzigd te hebben moet er scherpgesteld worden (op een wit blad papier met diafragma volledig open). Eigenlijk is het aan te raden de scherptelling te controleren bij het plaatsen van een nieuw negatief.
Bij bepaalde vergroters kan men het beeld vertikaal projecteren (zoals een dia-projector) om zeer grote afdrukken te bekomen. Een projector gebruiken als vergroter is echter geen goede keuze: een projector is gemaakt voor een hoge lichtopbrengst (lichtgevoelige lens), terwijl een vergroter ontwikkeld is om een zo scherp mogelijk beeld te projecteren.
Condenser |
---|
Diffusor |
Het effekt dat hier optreedt heet het Callier effekt en is meer uitgesproken bij originelen die zilver bevatten (klassieke zwart/wit ontwikkeling) en minder bij originelen die pigmenten bevatten (chromogene ontwikkeling), zie filmontwikkeling. De krassen en stofjes worden, ongeacht het type origineel, altijd veel meer zichtbaar.
De helderheid stelt men in door de duur van de belichting te veranderen. Is de testafdruk te donker, dan zal men korter belichten.
Het contrast kan men bijstellen door andere produkten te gebruiken bij de ontwikkeling, maar tegenwoordig heeft men hier geen keuze meer. De meeste papieren zijn echter multigrade, dat wil zeggen dat het contrast bepaald wordt door de kleur van de lichtbron bij de belichting. Het fotopapier bestaat namelijk uit twee (of meerdere) lagen die een andere gevoeligheidskromme hebben en gevoelig zijn voor andere kleuren (blauw of groen).
Men zal een gele filter gebruiken als men een laag contrast nodig heeft (komt overeen met grade 0) en een magenta filter om een beeld met verhoogd contrast te bekomen (komt overeen met papier met grade 5). Geel filtert blauw weg en magenta filtert groen weg. Fabrikanten leveren een set filters om tussen de lamp en het negatief te plaatsen, met waarden van van 0 tot 5 met stap 0.5.
Het is mogelijk “split grade” te werken,
Het werken met kleur is complexer dan het werken in zwart-wit. De temperatuur van de baden moet ingesteld worden op 1 graad en alle operaties moeten in het duister gebeuren, want het papier is gevoelig voor het volledig kleurspectrum.
Bij kleurafdrukken is het niet voldoende te werken met wit licht. Vaak moet de kleur gecompenseerd worden (bijvoorbeeld opnames binnenhuis die anders te weinig blauw bevatten). Dit kan men bereiken door met drie kleurfilters te werken en het papier te belichten met een aangepaste tijd bij ieder filter. Dit vraagt rekenwerk en is een trage werkwijze: ideaal zou het zijn als men slechts één belichting nodig zou hebben, met een aangepaste kleurtemperatuur van de lichtbron. Bij bepaalde apparaten zoals de Philips PCS 150 is het mogelijk de kleur van de lichtbron in te stellen om zo de kleurzweem te onderdrukken. De kleurkop heeft namelijk drie lichtbronnen met vermogensregeling en drie scherp begrensde dichroïde filters.
De schaal van kleurenvergroters bevat een indikatie in printer punten, waarbij 12 punten overeenkomen met één stop. Opgelet, dit is niet altijd zo bij ieder toestel, bij deze Philips bekom je een verschil van 1 stop bij een verandering van 3 eenheden.
Bij deze Philips PCS 150 is "0" de maximale belichting, en "3" is één stop minder belicht. De drie schalen hebben een andere indeling, veroorzaakt door het feit dat een halogeenlamp die gedimd wordt sneller minder blauw zal uitstralen en langer rood (op positie "12uur" zijn de drie lampen evenveel gedimd, maar een lamp zal meer rood dan blauw uitstralen). De Philips regelt de belichting door het lampvermogen te verminderen, niet de belichtingstijd, die identiek is voor alle drie lampen.
Het werken met kleurnegatieven vraagt heelwat ervaring: niet enkel is het procédé negatief en dus tegen-natuurlijk (dus meer belichten om een donkerder beeld te bekomen), maar men moet ook in complementaire kleuren denken. Vandaar dat de regelaar ook de complementaire kleur aangeeft.
Met een kleurenkop kan men ook zwart-wit afdrukken maken. Men kan zelfs de grade (contrast) instellen als men met multigrade papier werkt: het papier heeft een verschillend contrast naagelang de kleur van het licht (de afdruk is wel altijd monochroom).
Raadpleeg de handleiding om de instellingen te bekomen per gewenste grade. Hiernaast een afdruk uit de handleiding van de Philips PCS-150 (waar is de tijd dat Philips nog echt degelijk materiaal maakte?). De grade is in te stellen van 5 (hoog contrast, blauw licht maximaal) tot 0 (laag contrast, groen licht maximaal). In deze tabel staat rood altijd aan, maar speelt geen rol aangezien dit papier nauwelijks gevoelig is voor rood licht.
Kodak heeft ooit een speciaal type papier op de markt gebracht (Panalure) die gevoelig was voor het volledig spectrum en in deze situatie gebruikt kon worden.
Het maken van zwart-witte afdrukken en kleurenafdrukken staat hier uitgelegd.
-