Werken met een automatische flitser


Fotografie » TechTalk » Flitsers » Werken met een automatische flitser

Bij het fotograferen wordt de hoeveelheid licht dat doorgelaten wordt bepaald door de sluitertijd en de opening. Omdat de flitsduur (1/1.000 tot 1/10.000) veel korter is dan de sluitertijd wordt de hoeveelheid flitslicht enkel ingesteld met de opening. Men gebruikt daarom standaard een sluitertijd van 1/125: door deze relatief trage sluitertijd speelt het omgevingslicht nog een rol, maar de sluitertijd is niet zo traag dat er bewegingsonscherpte ontstaat. Gebruik je een breedhoeklens (35mm), dan kan je zelfs de sluitertijd verlagen tot 1/60, waardoor nog meer omgevingslicht aanwezig is.

Hoe dichter bij het fototoestel, hoe meer licht het onderwerp opvangt van de flitser. Een onderwerp op 2 meter afstand ontvangt 4 keer minder licht dan een onderwerp op 1 meter. De hoeveelheid licht dat een flitslicht produceert wordt aangegeven door zijn richtgetal

Andere onderwerpen: Flitser met TTL lichtmeting en Manuele flitsers

Automatische flitsers
(belichtingsautomaat)

Deze flitsers regelen automatisch het vermogen om altijd eenzelfde belichtingsniveau te bekomen, ongeacht de omgeving

In plaats van automatische flitser had men beter de benaming automone flitser gebruikt, aangezien de flitser volledig autonoom de lichtintensiteit regelt gebaseerd op het weergekaatst licht.

De automatische flitsers zijn "non-dedicated", dat wil zeggen dat ze op alle fototoestellen het hotshoe en strobecontact kunnen werken.

De flitser met automatische vermogensregeling is in staat de flits te onderbreken op het ogenblik dat het onderwerp voldoende belicht is geweest. Daardoor zijn al deze flitsers uitgerust met een fotocel die het teruggekaatst licht meet. De flitser corrigeert eveneens de albedo van het onderwerp (of het onderwerp licht of donker is).

Omdat de flitser geen TTL-meting uitvoert is de belichting misschien niet altijd optimaal (de openingshoek van de fotocel is namelijk niet gekoppeld aan de gebruikte lens).

Voor de volgende bespreking kijken we naar de foto rechts (Metz Mecablitz 216 L27CR).
We keren terug naar onze instelschijf, opnieuw ingesteld op 100 ASA. Staat het onderwerp opnieuw op 4 meter dan moet je een opening van ƒ/8 of ƒ/11 gebruiken (deze flitser is duidelijk sterker dan de twee vorigen, zie pagina "manuele flitsers"). Maar hier kan je het vermogen van de flitser automatisch terugregelen. Je hebt drie "belichtingsniveau's": blauw, geel en rood. Dit zijn geen vermogensniveau's, het vermogen wordt hier niet vast ingesteld, maar autonoom bepaald door de flitser.

Op het rode gebied is het belichtingsniveau minimaal: je moet daarom een grote opening gebruiken van ƒ/4. Met deze opening reikt de flitser tot 10 meter. Als het onderwerp dichter staat, dan zal de flitser het vermogen automatisch beperken. Op het blauwe gebied is het belichtingsniveau maximaal: je moet daarom een kleine opening van ƒ/16 gebruiken. Met deze kleine opening reikt de flitser nauwelijks verder dan 2 meter.

Er zijn twee stoppen verschil tussen idere belichtingsniveau (ƒ/16, ƒ/8, ƒ/4): een verschil van 16×: daarmee kan je in nagenoeg alle situaties fotograferen.

Je zal dus het belichtingsniveau moeten instellen op de maximale opening dat je lens heeft: dan reikt de flitser zo ver mogelijk en is de flitsbijdrage tot het onderwerp minimaal als het onderwerp dicht bij het fototoestel staat. Deze flitser past heel goed bij mijn lenzen EF 70-200 ƒ/4 L USM en EF 24-105 ƒ/4 L IS USM: beide lenzen hebben een vaste opening op het volledig zoombereik, waardoor de noodzakelijke instellingen beperkt zijn.

De andere flitser in het voorbeeld (Vivitar 2500) heeft overigens ook een vermogensregeling (we kijken naar de eerste foto links). De rode instelling geeft een lage belichtingsniveau en je moet dus een lichtsterke lens gebruiken (ƒ/2, wat niet vaak voorkomt). Stel je de gevoeligheid van je fototoestel in op 200 ASA in plaats van 100 ASA, dan kan je een opening van ƒ/2.8 gebruiken in plaats van ƒ/2.

Bij het hoge belichtingsniveau kan je een ƒ/4 lens gebruiken en is het bereik 1 tot 5 meters.

Om de flitser uit te schakelen worden er twee technieken toegepast: de flitselko snel ontladen zodat er geen energie voor de flitser overblijft (de oude methode), of de voeding naar de flitslamp onderbreken. Moderne flitsers gebruiken enkel de tweede methode want dan kan de overgebleven energie voor de volgende flits dienen en is de flitser sneller gereed.

Bepaalde beroepsfotografen verkiezen een flitser met belichtingsautomaat (bijvoorbeeld de Metz-flitsers) in plaats van een merkgebonden flitser. De meeste Metz flitsers kunnen trouwens zowel in E-TTL modus werken (volledige communicatie met het fototoestel) als in A modus werken (de flitser schakelt zichzelf uit van zodra er voldoende licht weergekaatst is). Bij een flitser op afstand (remote) is de A modus (autonoom) vaak de enige bruikbare, zeker als de afstandsbediening de complete communicatie tussen fototoestel en flitser niet kan overbrengen.

Zelfs de nieuwe Canon Speedlite 600EX RT biedt een automatische modus aan, waarbij de TTL modus van het fototoestel niet gebruikt wordt: het is dus het bewijs dat er een vraag is naar dergelijke systemen, die in de praktijk soms robuster blijken te zijn dan de complexe e-TTL lichtmeting.

Automatische flitsers
(niet merkgebonden)

De flitser bepaalt autonoom het vermogen


Paginas die volgens Google je zouden kunnen interesseren

-