Een fototoestel moet juist belichte foto's kunnen nemen, ongeacht de lichtomstandigheden. Het fototoestel moet de hoeveelheid licht kunnen meten, en dan automatisch de cameraparameters aanpassen: sluitertijd, lensopening, sensorversterking (ISO-waarde).
De belichting is de instelling van het fototoestel om een correct beeld te bekomen. De uitlichting is het plaatsen van de lichtbronnen, reflektoren of het gebruiken van het aanwezig licht: dit gebeurt uit het fototoestel.
De belichting bij studiofotografie wordt hier uitgelegd. De automatismen waarover het fototoestel beschikt moeten hier uitgeschakeld worden en het fototoestel moet 100% manueel werken.
Hoe snel en gemakkelijk de belichting instellen voor een reeks foto's zonder dat het toestel onnodig de belichting bijstelt tussen twee opeenvolgende foto's.
Bij band- en cassetterecorders (vraag aan je grootouders...) kon de volume ingesteld worden bij de opname. Een opname met een te laag volume was gekenmerkt door het sterke ruis, terwijl een opname op een te hoog volume gepaard ging met overstuurde delen (als de naald "in het rood" ging).
Hetzelfde geldt bij fotografische opnames, maar de moderne sensoren hebben een grotere dynamiek, zodat alle lichtintensiteiten correct opgenomen kunnen worden, zonder oversturing van de helderste beeldelementen en zonder teveel ruis in de schaduwen. In tegenstelling met de geluidstechnicus kan de fotograaf echter spelen met 4 instellingen om het volume te regelen. Deze elementen worden lager besproken.
Als basis gebruikt het fototoestel het principe "expose for highlights, process for shadows". Het beeld zal zo sterk mogelijk belicht worden, maar zonder dat er delen overbelicht zouden zijn. De reden is eenvoudig: bij een sterkere belichting is er minder ruis, maar een overbelicht beeld is (meestal) niet meer te redden. In vol-automatische modus zal het toestel een tragere sluitertijd gebruiken bij weinig licht: daarom zijn foto's onscherp door bewegingsonscherpte.
Detailpagina's:
4 elementen bepalen de belichting van een foto (zie afbeelding rechts):
Zonder speciale algoritmen kan een donker onderwerp te helder zijn, en een helder onderwerp (bijvoorbeeld een blad papier met wat tekst op) te donker. Daarom gebruiken fotografen die professioneel werken een lichtmeter dat het opvallend licht meet. De ingebouwde lichtmeter van het fototoestel wordt dan buitenspel gezet.
Maar een hoge sluitertijd is niet altijd noodzakelijk. Een hoge sluitertijd bevriest de aktie, maar de indruk van snelheid gaat ook volkomen verloren. Een koers fotograferen met een te korte sluitertijd (fietskoers, motorraces) is een beginnersfout. Welke sluitertijd gebruiken bij motorsport ?
De belichtingsdriehoek
De waarden die op het toestel aangepast kunnen worden
-