Fotografie » TechTalk » Fysica » Belichting » Camera modes
De funktieknop “PASM” bepaalt hoe het fototoestel de belichting zal aanpassen: door de sluitertijd te veranderen, de opening te veranderen, enz.
Belichtingsprogramma's (camera modes)
Men kan met drie belichtingsparameters spelen om de belichting te bepalen: sluitertijd, opening en sensorgevoeligheid. De sensorgevoeligheid wordt meestal vast ingesteld, maar er bestaat ook een instelling "auto ISO" waarbij het fototoestel de ISO-waarde gaat corrigeren als de foto te sterk of te weinig belicht dreigt te worden. De [auto]-ISO instelling staat los van de PASM-instelling. Vaak kan de ISO-waarde automatisch ingesteld worden tussen twee limieten (dat je vaak zelf kan instellen).
Niets “magische ronde instelknop”
|
---|
- Program
- Het toestel zal automatisch de juiste belichting bepalen. Het fototoestel baseert zich op de brandpuntsafstand en zal een sluitertijd kiezen dat voldoende kort is om bewegingsonscherpte te vermijden. Auto-ISO (als het beschikbaar is) wordt meestal ingeschakeld want daarmee kan je foto's redden die anders verkeerd belicht zouden zijn.
- Aperture Priority
- Je stelt de opening zelf in, en het fototoestel kiest de bijhorende sluitertijd (en eventueel ook de sensorgevoeligheid). Dit is van toepassing bij portretten (beperkte scherptediepte en dus grote opening) en bij macrofotografie (relatief kleine opening om voldoende scherptediepte te hebben).
- Shutter priority
- Je stelt de sluitertijd in, en het fototoestel berekent de andere parameters. Te gebruiken bij sportfotografie, waar je een hoge sluitertijd moet gebruiken, maar niet zo hoog dat je geen indruk meer hebt van de snelheid (motorsport)
- Manual
- Je kiest zowel de sluitertijd als de opening. Het fototoestel geeft enkel aan hoe sterk het beeld over- of onderbelicht zal zijn. In auto-ISO-mode zal het fototoestel de onderbelichting te compenseren door de ISO-waarde op te voeren (binnen bepaalde grenzen).
Deze instelknop bezit soms andere mogelijkheden zoals:
- portret: maximale opening om een onscherpe achtergrond te bekomen
- sport: zo hoog mogelijke sluiterijd om bewegingsonscherpte te vermijden.
- nacht: lichte onderbelichting om een natuurlijk beeld te bekomen.
- landschap: gemiddelde opening om een zo scherp beeld te bekomen.
- macro: zet de lens in macro-modus (bij compact fototoestellen)
De manuele modus wordt in de volgende situaties gebruikt:
- Bij creatief flitsen: de flitser zal zodanig flitsen, dat het tekort aan belichting overbrugd wordt. Bij flitsen moet de ISO op manueel staan, anders gaat het fototoestel de ISO-waarden opvoeren (of onvoldoende opvoeren en te sterk flitsen).
- Als de ingebouwde lichtmeter onnauwkeurig werkt (scènes met weinig licht waarbij er dus met zeer lange sluitertijden gewerkt wordt).
- Als men eenzelfde belichting wenst voor een aantal foto's (panorama-foto's).
- Als het beeld zeer grote contrasten vertoont, waarbij het beeld terzelfdertijd overbelichte en onderbelichte delen heeft: de lichtmeting kan hierop verkeerd reageren.
|
DE PASM knop wordt kleiner en kleiner, om uiteindelijk te verdwijnen bij de compact fototoestellen
De PASM instelknop zit enkel op reflex toestellen. Compact fototoestellen hebben tegenwoordig zo'n kleine sensor, dat de opening niet meer ingesteld kan worden (of er zijn slechts twee waarden mogelijk).
Vroeger werd de PASM-knop ook gebruikt (misbruikt) om over te schakelen op weergave, om instellingen te veranderen of om over te gaan op video-modus (zie voorbeeldfoto hierboven). Dit is weinig ideaal, want men moet de instelknop weer juist zetten als met bijvoorbeeld instellingen heeft veranderd: men kan dus te laat zijn om een foto te nemen. De beste toestellen shakelen automatisch terug naar foto-modus bij het half indrukken van het ontspanderknop.
Paginas die volgens Google je zouden kunnen interesseren
|