Bij een fototoestel is het dynamisch bereik het verschil tussen de helderste en donkerste delen van één foto. Het dynamisch bereik kan je nog het best vergelijken met de dynamiek bij muziek.
Door het veranderen van de belichting (sluitertijd, lensopening, gebruik van ND-filters) kan de gevoeligheid veranderd worden. Met een lange sluitertijd kan men donkere scènes toch correct opnemen en met een kleine opening kan men fotograferen bij fel zonlicht. Het bereik is “dynamisch” (past zich aan de omstandigheden) maar is beperkt (verschillen tussen helder en donker op één foto). Het dynamisch bereik wordt vaak belichtingslatitude of belichtingsspeelruimte genoemd: tussen deze twee limieten kan het fototoestel het beeld (min of meer) natuurgetrouw opnemen.
Het begin van de bruikbare belichting is bij een waarde die 0.1D boven het minimaal niveau "b" zit. De bruikbare belichting is de groene zone. Bij het maken van een afdruk is het gedeelte aan de linkerkant van de curve het meest optimaal. Omdat er weinig zwarting is zijn de zilverkorrels kleiner en is het beeld scherper. daarom dat men voor filmfotografie speerkt ove "expose for shadows, process for highlights". De schaduwen moeten correct belicht worden, de hooglichten kan men achteraf corrigeren bij de ontwikkeling.
Bij een beeld met weinig contrast zal men dus beter weinig belichten (roze strook) dan teveel belichten (rode strook).
Film heeft de eigenschap dat de gevoeligheid vermindert als de emulsie meer belicht is geweest. De emulsie bestaat immers uit miscroscopische zilverkristallen die eenmaal dat ze belicht zijn geweest geen tweede keer belicht kunnen worden. Hoe sterker dat de film belicht wordt, hoe minder en gevoelige kristallen overblijven. Dit verklaart dat een emulsie overbelicht kan worden en tocht een bruikbaar beeld kan leveren.
Door een sterkere ontwikkeling (hogere temperatuur of langere ontwikkeling) gaat men de roze strook uitrekken en naar rechts verschuiven, maar de delen die te weinig belicht zijn geweest blijven onzichtbaar, want de sluier wordt ook sterker. Dit toont nog eens aan het belang van een minimale belichting.
Aan de ene kant het dynamisch bereik wordt beperkt door de ruis. Ruis is aanwezig bij heel veel analoge processen en is onvermijdelijk, zeker bij fotografie. Bij het verhogen van de belichting komt het beeld gaandeweg uit de ruis.
Aan de andere kant hebben we de maximale gevoeligheid van de sensor. Dit is een harde clipping die ook bij veel systemen voorkomt (het"clippen" van een overstuurde audio versterker). Overbelichte beeldelementen kunnen niet meer gered worden, daarom dat men het heeft bij digitale fotografie over "ETTR (expose to the right)": zo sterk mogelijk belichten om zoveel mogelijk delen uit de ruiszone te houden, maar zonder dat de sensor op bepaalde plaatsen overstuurd wordt.
Het fototoestel gebruikt bij de omzetting van het analoog beeld naar een digitaal beeld bijvoorbeeld 14 of 16 bits (het jpeg formaat heeft slechts een bereik van 8 bits). Het 14 of 16 bits signaal is het RAW beeld, dat uiteindelijk omgezet moet worden naar 8 bits om effectief gebruikt te kunnen worden.
In het toestel wordt het digitaal beeld van 14 bits omgezet naar een 8 bits signaal. Men gaat hier meer bits voorzien voor de midtonen, die dan contrastrijk worden weergegeven, en minder bits voor de schaduwen en de hooglichten. Daardoor wordt het ruis in de schaduwen zichtbaar verminderd en worden de hooglichten (die weinig informatie bevatten) gecomprimeerd. De transfer functie wordt hieronder getoont.
Door de omzetting van 14 bits naar 8 bits kan men de gewenste gevoeligheidscurve van film nabootsen, maar het probleem van de overbelichting blijft natuurlijk behouden, vandaar het belang van "ETTR".
De minimale belichting (gevoeligheid) wordt beperkt door de ruis | De maximale belichting wordt bepaald door de capaciteit van de photosite (het “vermogen” van de sensor) | Een kleinere photosite dat sneller overstuurd geraakt heeft een kleiner dynamisch bereik. |
---|
Het is mogelijk deze transfer funktie zelf aan te passen, waarbij het fototoestel enkel 8 bits gebruikt (verhoging van het contrast), of een gelijke waarde geeft aan alle 14 bits (minder contrast)
De afbeelding hierboven geeft het bereik weer van een moderne digitale spiegelreflex (Canon 50D). Het fototoestel heeft een dynamisch bereik dat loopt van -4.5EV tot +4.5EV, een bereik van 9EV. De opname-curve (omzetting van lichtwaarde in bitwaarde) gebeurt echter niet lineair, en dit voor talrijke redenen:
De plaatsing van de sensoren onder een hoek van 45° laat toe extra beeldinformatie te bekomen door interpolatie. Het resulterend beeld (jpeg) is opgebouwd uit pixels die "normaal" geplaatst zijn (horizontale en vertikale elementen).
Men kan de sensordynamiek op twee manieren verhogen:
Gevoeligheid van een sensor
De EV of exposure value (belichtingswaarde) wordt hier besproken.
Highlight Priority wordt op een aparte pagina besproken.
De Fuji sensor
-