Fotografie » TechTalk » Fysica » Belichting » Metering modes
Bij het bepalen van de belichting van een foto zal het toestel een groter belang hechten aan het centrale deel van het beeld, of zal ervoor zorgen dat het beeld niet overbelicht wordt, enz. Welke modus of algeritme het fototoestel kiest bepaalt de uiteindelijke belichting van de foto.
Niet alles wat er in het beeld te zien is is even belangrijk. Het fototoestel heeft een zekere intelligentie aan boord om patronen te herkennen en de belichting correct in te stellen. Een zuivere "mechanische" instelling zonder rekening te houden met de omstandigheden vind je enkel nog in de meest goedkope fototoestellen.
Belichtingsmodi of metering mode
- Spotmeting
- Enkel het centrum van het beeldwordt gebruikt voor de lichtmeting (in de praktijk is dit ongeveer 3% van het beeld). Bij spotmeting wordt vaak AEL (auto exposure lock) gebruikt: de belichting wordt ingesteld op een deel van het onderwerp (dat verschillend kan zijn van het onderwerp waarop scherpgesteld wordt). Deze instelling kan gemakkelijk tot over- of onderbelichting leiden omdat het referentievlak zo klein is.
- Partial
- Een groter gebied wordt gebruikt voor de lichtmeting (ongeveer 8%). Deze instelling geeft in de meeste gevallen de beste resultaten. Het wordt gebruikt om de belichting in te stellen op een bepaald deel van het beeld (bijvoorbeeld een gezicht), zonder rekening te houden met de achtergrond: die kan te helder zijn, bijvoorbeeld bij tegenlicht. Bij deze instelling heb je als fotograaf de beste "controle over het stuur".
- Center weighted
- De belichting is een gemiddelde van het volledig beeld, het centrum speelt een grotere rol en het beeld wordt op overbelichte stukken gecontroleerd. Deze instelling lijkt het meeste op de mechanische instelling (“expose for highlights...”). De belichting wordt zodanig opgevoerd, dat er juist geen overbelichting is. Bij deze instelling wordt er geen rekening gehouden met bijvoorbeeld tegenlicht.
- Evaluative
- Dit is de instelling waarbij het fototoestel het doel van de foto probeert te raden. Bij gezichtsherkenning zal het fototoestel die plaats gebruiken voor het bepalen van de belichting. De meeste fototoestellen kunnen speciale condities zoals tegenlicht detecteren. Omdat hier het toestel alle beslissingen neemt loop je het risico dat het toestel de verkeerde keuzes maakt.
Het fototoestel kan automatisch de belichting bepalen op het gebied waar scherpgesteld werd (dit is meestal het onderwerp dat het dichtst bij het toestel staat). Dit is ideaal voor beginnende fotografen.
Historisch
De spot en de partiële lichtmeting komen overeen met een lichtmeting door een losse lichtmeter gericht naar een deel van het beeld.
De ingebouwde fotocellen van compact film fototoestellen voeren een meting waarbij middendeel van het beeld belangrijker is.
Reflextoestellen waren de eerste fototoestellen die een evaluative lichtmeting uitvoerden door middel van een matrix, in feite een miniatuur fototoestel die het volledig beeld analyseert.
De klassiek matrix
| De klassieke matrix, zoals die eerst in gebruik werd genomen bij film spiegelreflexen.
|
De lichtmeter is een klein fototoestel
|
Lichtmeting gecombineerd aan de focuspunt
|
|