Wat is het effekt als men kleine en superkleine sensoren gebruikt?
Dit artikel is een vervolg op het cropfaktor van digitale sensoren bij spiegelreflex. Als je een foto zelf bekijkt, gemaakt met een spiegelreflex met full frame sensor en een cropsensor, dan merkt je geen verschillen. Maar wat gebeurt er als men met nog kleinere sensoren zou werken? We gaan hier de cropsensor vergelijken met de kleine sensor van een prosumer-toestel. Hier kan je een lijst vinden van de meest courante sensormaten.
Lichtsterke lenzen (een waarde van /2.5 is niet ongewoon) zijn echter niet genoeg: de kleine sensoren hebben meer licht nodig om eenzelfde ruisafstand te bekomen (hoeveel staat uitgerekend op de pagina met de verschillende sensormaten). Bij eenzelfde gezichtshoek moet de lens van de full size reflex evengroot zijn als die van een compact fototoestel als je eenzelfde ruisafstand wilt bereiken. In de praktijk betekent dat de lens groter zou moeten zijn dan het volledig fototoestel! Het gebrek aan licht (slechte ruisafstand) wordt gecompenseerd door beeldbewerkingen, een beetje zoals bij VHS: het beeld wordt gelisseerd. Deze bewerkingen zijn gewoon niet geoorloofd bij een spiegelreflex die zich tot een meer kwaliteitsbewust publiek richt.
Een kleinere sensor produceert een grotere scherptediepte, en dat is interessant voor macro-fotografie. Compact fototoestellen presteren redelijk goed bij macro-opnames (zelfs zonder aangepaste lenzen), terwijl je een speciale macro-lens nodig hebt bij een spiegelreflex.
En de technologie staat niet stil waardoor de beeldkwaliteit van kleinere sensoren erop vooruit gaat. Met de Back Side Illumination (BSI) wordt de sensor omgekeerd gemonteerd en krijgt het licht vanaf de achterkant. Omdat de electronika nu aan de onderkant zit, gaat er minder licht verloren. BSI is vooral nuttig bij CMOS sensoren, omdat er meer elektronika per pixel nodig is. Bij de normale FSI (Front Side Illumination) zit de fotodiode (het gevoelig element) diep in de sensor en is het omgegeven door stuurelectronika.
Bij dergelijke sensoren komen de effekten die reeds aangehaald zijn nog meer aan bod.
Bij dergelijke toestellen gaat de iris niet dichter dan /4, want dan is de opening zodanig klein geworden dat diffraktie een grote rol gaat spelen. Spelen met de diafragma-waarden is niet meer mogelijk. Deze toestellen hebben zowel problemen bij weinig licht als bij veel licht.
Door diffraktie is het beeld altijd onscherp, en dat is een zuiver optisch fenomeen dat niet op te lossen is. De opening (diafragma) van dergelijke toestellen gaat bijvoorbeeld van /2 tot /4, wat optisch overeenkomt met /16 tot /32 op een reflextoestel. Iedere fotograaf weet dat je met dergelijke openingen niets kan aanvangen.
Het is dan maar een kleine stap om het diafragma volledig te doen verdwijnen: het fototoestel-gedeelte van een smartphone heeft zelfs geen bewegende delen, en dus ook geen diafragma meer.
Wat je zeker niet kan met een super-mini-compact:
het fotograferen van vuurwerk
(het beeld werd hier omgekeerd voor een mooier effekt).
Sommige toestellen gaan automatisch flitsen als er te weinig licht is (en de funktie kan niet uitgeschakeld worden), andere toestellen kunnen niet werken met een lange sluitertijd, en de meeste toestellen kunnen niet scherpstellen op de bewegende slierten van het vuurwerk.
Hier zijn de fixfocus toestellen wel in het voordeel (deze toestellen hebben geen focusinstelling omdat het beeld toch ongeveer scherp is vanaf ongeveer 1 meter tot op oneindig), maar fixfocus-toestellen zijn altijd veel te breedhoekig. Je ziet 99% hemel en een klein sliertje in de verte.
Vaak zal de foto bewogen zijn omdat het toestel een veel te lange sluitertijd gebruikt (en je kan het toestel niet vertellen dat het beeld onderbelicht moet worden om een natuurlijk nacht-effekt te bekomen).
Superkleine sensor zoals gebruikt
bij compact-toestellen
Nadien is men deze overdreven maten blijven gebruiken, omdat een grotere sensor een teken van betere kwaliteit was.
BSI (Back Side Illumination)
-