Het Micro Four Thirds combineert de voordelen van de reflex (verwisselbare lenzen) met het gebruiksgemak en vooral de kleine afmetingen van een compact fototoestel. Er is tegenwoordig een volledig nieuwe reeks toestellen op de markt gebracht (al dan niet gebaseerd op het micro-four thirds formaat).
Dit artikel werd in 2008 geschreven en nadien regelmatig bijgewerkt. |
---|
Nu dat het Four Thirds systeem van vooral Olympus eindelijk begint door te breken wordt er een nieuwe norm gelanceerd (augustus 2008). De eigenschappen van dit nieuw systeem in het kort:
De klassieke Four Thirds lenzen zijn echter niet gemaakt om scherp te stellen volgens de contrastdetectiemethode, waardoor het scherpstellen extra moeizaam gebeurt. Bij de contrastdetectiemethode worden de lenzen voortdurend in kleine stapjes bewogen en het contrast wordt dan gemeten; deze methode vergt extra-zware focusmotoren. Het Micro Four Thirds systeem gebruikt twee extra contacten op de mount voor het scherpstellen. De klassieke Four Thirds lenzen hebben deze contacten niet.
De micro-four-thirds fototoestellen worden als bridge toestellen aangeduid: ze vormen de overgang tussen de reflextoestellen en de goedkope point-and-shoot compactjes.
Hoewel ik een voorstander ben van een open standaard zoals de (Micro) Four Thirds, ben ik wel bang dat het systeem relatief weinig succes zal kennen. Nu is het al zo dat zelfs reflex-gebruikers weinig van lenzen veranderen (de meesten hebben zelfs geen extra lenzen). Het belangrijkste voordeel van het Micro Four Thirds systeem ten opzichte van een normale compact weegt in de praktijk niet door. Enkel de Panasonic Lumix DMC-G1 en DMC-GH1 zijn MFT-camera's (april 2009). Er zijn twee lenzen beschikbaar: 14-45mm /3.5-5.6 en 45-200mm /4-5.6 (omgerekend een normale 28-90 en een tele 90-400mm).
Testen hebben uitgewezen dat de beeldkwaliteit van het systeen zeer goed is (weinig ruis en goed gedefinieerde beelden) omdat de sensor relatief groot is. Dit is een belangrijk technisch voordeel (grotere sensoren ruisen intrinsiek minder), maar commercieel niet gemakkelijk te hanteren, want met je boodschap moet je namelijk opboksen tegen nagenoeg alle merken en systemen, die allemaal "perfekte beelden" beloven.
Update juli 2009:
Olympus heeft zijn eerste micro-four thirds op de markt gebracht: de Olympus E-P1. Wat eerst opvalt is de retro-stijl, dat aan oudere filmtoestellen van Olympus doet denken, namelijk zijn PEN-F (dat ook een afwijkend filmformaat gebruikte, namelijk de half-frame). Het toestel is stevig gebouwd met een metalen frame. Zoals de toestellen uit die tijd is er geen ingebouwde flitser aanwezig. Om de beeldkwaliteit verder te verbeteren is de optische low pass filter (om moiré tegen te gaan) dunner uitgevoerd en wordt het moiré effekt softwarematig verwijderd. Dit resulteert in scherpere beelden, aangezien het filteren enkel gebeurt op plaatsen waar effektief moiré optreed, en niet over de volledige foto.
Update 2014:
De benaming “bridge” wordt tegenwoordig gebruikt voor toestellen met vaste lenzen maar die beter presteren dan de compact fototoestellen. De compact fototoestellen met verwisselbare lenzen worden tegenwoordig “systeemcamera's” genoemd en ieder merk is gedwongen mee te gaan met de trend en een dergelijk systeem op de markt te brengen (zelfs al blijkt het uiteindelijk een doodgeboren kind te zijn.
Naast de benaming “systeemcamera's” kan men ook de benaming EVIL (Electronic Viewfinder Interchangeable Lens) en SLD (Single Lens Direct) terugvinden. De verschillende soorten fototoestellen worden hier besproken.
Bij het Micro Four Thirds systeem vervalt de spiegelbox en kan de hele constructie kleiner gemaakt worden.
-