Ik bespreek verschillende apparaten en accessoires voor de fotograaf. Maar waarom niet eens een museum bezoeken en bespreken?
Het museum is te vinden in een oud klooster even buiten Charleroi. De ramen van de zalen zijn afgedekt zodat er geen zonlicht binnen kan. Bepaalde foto's zijn namelijk nog altijd lichtgevoelig. In bepaalde zalen gaat het licht pas aan als er iemand in de zaal komt, en zelfs dan is de lichtsterkte beperkt. Onderwerpen die minder gevoelig zijn (zoals apparaten) worden in de gang geplaatst.
Voordat de fotografie beschikbaar was, waren er natuurlijk schilders en tekenaars. Om een afbeelding zo getrouw mogelijk weer te geven gebruikten de artiesten een camera obscura: een soort volledig afgesloten tent met bovenaan een lens een een spiegel. De tekenaar tekende de omtrek van de gebouwen, maar het echte werk gebeurde achteraf: inkleuren, details bijwerken, personages bijplaatsen, wolkjes tekenen, schaduwen accentueren. De camera obscura diende enkel om een basis te bekomen.
Een ouderwetse fotostudio met achteraan een doek die soms een landschap voorstelde (meestal een zeezicht). De griekse zuil mocht niet ontbreken. Voor het model is er een stoel voorzien, maar ook een statief om het hoofd op de juiste plaats te houden. De sluitertijd bedroeg meerdere seconden en een beweging van het gezicht maakte de foto onbruikbaar. Er kon wel geflitst worden: een assitent droeg een plateau waarop magnesiumkrullen lagen. Het magnesium werd in brand bestoken en verspreidde een fel licht.
Met de eerste fotografische procédés bekwam je een uniek en positief beeld (daguerréotype). Om een groot beeld te bekomen moest je een groot fototoestel gebruiken, want vergrotingen waren toen niet mogelijk. Deze toestellen staan in de gangen van het museum.
Alle fotografen die ooit film ontwikkeld hebben of vergrotingen hebben gemaakt kennen de typische rode lampen die gebruikt moesten worden in de donkere kamer. Maar fotografie ontstond voor de electriciteit, en dus hadden de fotografen speciale petroleumlampen met een rood glas.
Op de foto zie je een reflektie van het (neo-)gotisch venster. Op verschillende foto's zie je reflekties. Ik had natuurlijk mijn polarisatiefilter vergeten, maar die was ook moeilijk bruikbaar, omdat er in het museum al weinig licht beschikbaar was.
Er zijn talrijke historische fototoestellen te zien. Ze staan voornamelijk in de kasten in de gangen. De uitleg (vaak ook in het nederlands) is eerder beperkt. Indien je interesse hebt voor oude fotografische procédés moet je hier terecht.
De Polaroid was een vooruitstrevend toestel met ultrasone scherpstelling (tegenwoordig enkel nog gebruikt in parkeersensoren, maar toen was het heel modern). instant-ontwikkeling wordt hier uitgelegd.
De eerste digitale ruggen die geplaatst konden worden op middenformaat fototoestellen in plaats van een filmcassette. Aan het begin van het digitale tijdperk heeft men ook digitale modules gemaakt die in een 24 × 36 spiegelreflex gebruikt konden worden, maar dit is nooit een succes geworden en deze digitale modules hebben plaats moeten ruimen voor echte digitale spiegelreflexen.
Digitale ruggen zal je nog vinden bij het middenformaat, waar je een fototoestel op maat kon maken door een optiek, een body en een rug te combineren. Maar hier ook gaan de fabrikanten meer en meer naar een gesloten systeem, waarbij je alles bij éénzelfde fabrikant moet kopen.
Het museum heeft een interactieve luik: je kan de plaatsing van de lichtbronnen veranderen om de foto na te bootsen. Bij een ander beeld kan je verschillende kaders verplaatsen om zelf een eigen verhaal te bouwen: een kind die op straat loopt, een groep mensen die op een bank zitten, een belgisch vlag, een fontein,...
Een interessant deel is gewijd aan de beeldmanipulatie. Men bekomt een volledig ander beeld door de uitsnede anders te maken. Ook de tekst kan de toeschouwer misleiden. Een paar wereldberoemde bewerkte foto's worden getoont.
Maar in plaats van het beeld echt te manipuleren (trucage en montage) kan men meer subtiel te werk gaan: het beeld wordt donkerder gemaakt, men gaat het contrast vergroten, ruis bijvoegen, een ander standpunt innemen, de foto nemen op een onverwacht tijdstip,...
Een typisch voorbeeld (waar geen manipulatie aan te pas kwam) is de meest bekende foto van Einstein, die eigenlijk niet zo'n leuke kerel was.
Je hebt het misschien al gemerkt, het museum is vooral gewijd aan de foto's meer dan aan de toestellen en de technieken. Covers van magazines die een grote rol hebben gespeeld zijn te zien. In franstalig België was dit vooral Paris Match.
Fotos worden vaak gebruikt in advertenties, en hier moet het beeld vaak sterk bewerkt worden. Het is spijtig dat het museum niet meer aandacht besteed aan de foto-reklame. Zelfs de realisatie van een postzegel voor de eindejaarsfeesten vergt een aantal stappen.
Tijdens de tweede wereldoorlog werd er veel gefotografeerd. Vaak was het de bedoeling propaganda te voeren, en dit kan nog het best met foto's die moeten bewijzen hoe sterk ons leger wel is.
Na de oorlog ontstaat er een humanischtische strekking in Engeland: men fotografeert gewone mensen in hun dagelijks leven. Engeland had veel te lijden tijdens de tweede wereldoorlog en het zal nog jaren duren vooraleer het land er weer bovenop geraakte.
In de Verenigde Staten is er een tegengestelde stroming aan de gang, men fotografeert grote gebouwen, lange straten, achterbuurten, maar altijd zonder inwoners. Als er mensen gefotografeerd worden, dan zijn het geen mensen, maar delen uit het decor die toevallig daar waren (zie als voorbeeld de foto rechts: koppel zonder hoofd).
En dan komen de Golden Sixties, alles kan en alles mag, en alles van de oorlog is vergeten. De zorgeloze jeugd. De kinderen die het beter hebben dan hun ouders. Toch was men toen volop in de koude oorlog met Korea en later Vietnam, de coup van Pinochet in Chili,...
Een heel klein beetje fysica (misschien om subsidies binnen te halen?), maar nauwelijks uitleg. Voor uitleg over de verschillende kleurmodellen moet je hier zijn.
De foto hierboven toont ons de mijningang. Er komt rook uit de mijnschachten, er is brand ontstaan op -975m en de brand heeft zich in alle galerijen verspreid. De familieleden wachten op meer nieuws. Pas weken later zullen ze te horen krijgen dat er geen overlevenden zijn.
Aan de foto's ziet men heel goed dat er eigenlijk niet veel veranderd is in al die tijd (zeker als je ook het mijnmuseum bezocht hebt). De exploitatie van de mijn was toen al heel verouderd en de verantwoordelijken wisten niet goed wat te doen toen de catastrofe uitbrak.
De steenkoolmijn ligt op korte afstand (5 km) van het museum en kan eventueel dezelfde dag bezocht worden.
Er is een cafetaria achteraan en in de zomer kan je rustig genieten van de zon aan het terras (wat zou een belgisch museum zijn zonder een drank- en eetgelegenheid?...).
De toegang tot het museum bedraagt slechts 7 euro (2016), open alle dagen behalve de maandag. Een audiogids is beschikbaar. Spotgoedkoop, als je weet dat je 8€ moet betalen voor het fotografiemuseum van Antwerpen zonder audiogids en met maar drie zalen. Omhooggevallen antwerpenaren... Ga dan liever naar het Cameramuseum Zierikzee.
-